WATERLOOPLEIN 211 AMSTERDAM

BOUWHISTORISCH ONDERZOEK

Van Huiszittenhuis naar Academiegebouw

In het kader van de opleiding Bouwhistorie, Restauratie en Monumentenzorg heeft Marcel Heijmans een grondig onderzoek verricht naar de bouwhistorie van het pand Waterlooplein 211 te Amsterdam. Het totale onderzoek bestond uit drie deelonderzoeken. De algemene bouwgeschiedenis, een deelontleding van de kapconstructie en een verbredingsonderzoek naar de functie en geschiedenis van de Regentenkamer. Waterlooplein 211 is thans in gebruik door de Academie van Bouwkunst, faculteit van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, maar is in 1655 gebouwd als Huiszittenhuis voor de Oude Zijde van de stad Amsterdam.

Het Oudezijds Huiszittenhuis werd gebouwd op de grens van de Tweede en Vierde stadsuitleg van Amsterdam in de tuin van het voormalige Leprozenhuis. In 1610 was hier reeds een groot complex met Turfpakhuizen gebouwd waar naast turf ook graan, boter en kaas waren opgeslagen, bedoeld voor de armen in stad. De uitdelingen van deze producten vonden plaats in de Oude Kerk. Toen de georganiseerde armenzorg in Amsterdam in de zeventiende eeuw stapsgewijs overging van de kerk naar het stadsbestuur kregen de Regenten die hiervoor verantwoordelijk waren de tuin naast de pakhuizen aangewezen om een nieuw onderkomen voor de uitdelingen te bouwen.

20200422_160412
20200422_165345

Voor het ontwerp werd steenhouwer Willem de Keyzer, derde zoon van Hendrick de Keyzer aangetrokken. De Keyzer werkte samen met Jacob van Campen aan de bouw van het stadhuis op De Dam. Hij ontwierp voor de Regenten van het Huiszittenhuis een pand in de stijl van het Hollands Classicisme. De Regenten vergaderden in het deftige voorhuis en de uitdelingen vonden plaats in het achterhuis, waar de armen via een gaanderij langs liepen. Een hiervoor ontworpen poort verschafte de toegang tot deze gaanderij. In 1773 werden aan de achterzijde twee woonhuizen gebouwd, vermoedelijk voor personeel van het Huiszittenhuis.

20200422_122004
20200422_124312

Het volledige complex heeft tot 1808 de functie waarvoor het werd gebouwd vervuld. In de Franse tijd was het in handen van de Staat gevallen en werd het tot 1813 gebruikt als Koninklijke Drukkerij. Koning Willem I wijzigde de bestemming tot Arsenaal, waarvoor het tot 1909 is gebruikt. Tot 1946 heeft het diverse functies gekend. In dat jaar vestigde de Academie van Bouwkunst zich in het grootste deel van de gebouwen. Verbouwingen in de achttiende en negentiende eeuw hebben min of meer betrekking op restauraties en veranderende architectuuropvattingen. Van de Turfpakhuizen wordt een groot deel gebruikt als depot van het Joods Historisch Museum en geringer deel door de Academie van Bouwkunst. Het complex is uitzonderlijk gaaf gebleven en bezit hoge cultuurhistorische waarden.

Opdrachtgever: Hogeschool Utrecht- Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

Onderzoek: Marcel Heijmans

Uitvoering: 2020-2021